Het esperanto kent een zestal letters met een boventeken. De letters c, g, h, j en s kunnen voorkomen met een circonflex (dakje), de u met een breve (liggend boogje). De letters q, w, x en y ontbreken in het esperanto.
Alfabet
a b c ĉ d e f g ĝ h ĥ i j ĵ k l m n o p r s ŝ t u ŭ v z
Uitspraak
a als a in mat of maten
e als e in met
i als i in liter
o als o in lot
u als oe in moet
c als ts in koets
ĉ als tsj in fietsje
g als de g in goal
ĝ als dzj
ĥ als ch in lachen
ĵ als zj (de j van in journaal)
ŝ als sj in sjaal
ŭ als de w in leeuw (in combinatie met aŭ en eŭ
v als w
Zelfstandige naamwoorden eindigen altijd op o
Bijv. fakto - feit / folio - blad
Bijvoeglijke naamwoorden eindigen altijd op a.
Bijv. bela - mooi / granda - groot
Meervoud wordt gevormd door een j achter de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
Bijv. evidentaj faktoj - duidelijke feiten / longaj tabloj - lange tafels
De bijwoorden eindigen op e
Bijv. Li laboras rapide - Hij werkt snel
Werkwoorden. De vormen eindigen op:
onbepaalde wijs op i --> Bijv: esti - zijn
tegenwoordige tijd op as --> Bijv: estas - ben
verleden tijd op is --> Bijv: estis - was
toekomende tijd op os --> Bijv: estos - zal zijn
voorwaardelijke wijs op us --> Bijv: estus - zou zijn
gebiedende wijs op u --> Bijv: estu - wees(t).
De deelwoorden
bedrijvend: tegenwoordig --> ant / verleden --> int / toekomstig --> ont
lijdend: tegenwoordig --> at / verleden --> it / toekomstig --> ot
bijv. vidanta - ziende / vidinta - ziende (verleden) / vidonta - ziende (toekomstig)
vidata - gezien / vidita - gezien (verleden) / vidota - gezien (toekomstig)
De deelwoorden kunnen zowel als zelfstandig naamwoord, als bijvoeglijk naamwoord en als bijwoord worden gebruikt.
Het lijdend voorwerp krijgt een n --> Mi instruas lin - Ik leer (onderwijs) hem
Het bepaalde lidwoord is La. Het onbepaalde lidwoord (een) bestaat niet.
La knabo estas granda - De jongen is groot / Bela knabino - Een mooi meisje
Het vrouwelijke geslacht wordt aangeduid door in.
La knabo - de jongen / La knabino - het meisje
La viro - de man / la virino - de vrouw
La patro - de vader / la patrino - de moeder
Mal is een voorvoegsel, waarmee tegenstellingen worden gevormd:
granda - groot / malgranda - klein
dika - dik / maldika - dun
Beroepen worden aangeduid door het achtervoegsel ist:
dento - tand / dentisto - tandarts
Vragen worden gevormd door Ĉu aan het begin van de zin:
Ĉu li estas malsana? - Is hij ziek?
Persoonlijke voornaamwoorden
mi = ik
vi = jij, u, jullie
li = hij
ŝi = zij (vrouw. enkelvoud)
ĝi = het (niet voor personen)
ni = wij
ili = zij (meervoud)
oni = men
Telwoorden
unu (1), du (2), tri (3), kvar (4), kvin (5), ses (6), sep (7), ok (8), naŭ (9), dek (10)
dek du (12), dudek (20), tridek (30), naŭdek naŭ (99), cent (100), mil (1.000), miliono (1.000.000)
Het accent valt altijd op de voorlaatste lettergreep.
Er zijn geen onregelmatigheden en geen uitzonderingen.